Ken je het verhaal over de eerste gelukszoekers uit Cyrene? Dat waren pas vrijdenkers! Als je me zou vragen ze in drie woorden te omschrijven, dan zou het voor mij toch zijn: schaamteloos, atheïstisch, losbandig. Zij lagen niet goed in de smaak bij hun filosofische tijdgenoten, en, zoals je wel kunt verwachten, nog minder bij de latere Christelijke generaties. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we zelden nog van hen horen.
Terwijl de filosofen en geestelijken zich bezighielden met allerlei ingewikkelde speculaties over hemelen, goden en eeuwige idealen, stelden deze gelukszoekers het tot hun levenstaak om onze diepste oer-verlangens te bevrijden. Deze verlangens lagen al lange tijd opgesloten in het lichaam, ondergedompeld in het onderbewuste, afgezworen onder de sluier van beschaving. Het was toen de oude Griekse tradities in religie en moraal hun geloofwaardigheid begonnen te verliezen, dat deze titanische verlangens zich konden ontketenen.
Voordat wij overgaan tot de filosofische strijd tegen geluk, lijkt het mij dan ook meer dan toepasselijk om even kort stil te staan bij deze eerste gelukszoekers.
Ons verhaal begint ergens in de vierde eeuw voor Christus met de filosoof Aristippus. Hij had weinig op met alle moraal, religie en idealisme van zijn tijd. Wat wij niet met onze zintuigen kunnen waarnemen, kunnen wij ook niet kennen, zo redeneerde Aristippus.
Alle religieuze en morele geboden, die verwijzen naar een onzichtbare Olympus van goden of naar een eeuwige wereld van Ideeën, wijst hij dan ook af als bijgelovige ficties. Fatsoen en beschaving zijn in zijn ogen niets anders dan middelen van de machthebbers om ons te temmen tot slaafse kuddediertjes.[1] De echte wijze filosoof “weet dat hij niets weet”, zoals zijn leraar Socrates altijd zei.
De bijdrage van het kritische onderzoek van de filosofie, is dat zij ons leert twijfelen, en ons zo vrijmaakt van de innerlijk gevoelde dwang van alle overgeleverde tradities en plichten. De filosofie maakt ons zogezegd: gewetenloos. Op deze wijze maakt Aristippus voor ieder van ons de weg vrij voor een onbevooroordeelde waarneming van onszelf en de wereld. We moeten leren op eigen benen te staan. Niet simpelweg te accepteren wat ons door de samenleving wordt verteld.
Laten wij met Aristippus opnieuw de grote vragen stellen: Wie of wat zijn wij eigenlijk? Waar verlangen wij nu in essentie echt naar? Wat is de zin van ons bestaan hier op aarde?
[1] Diogenes Laertius, Aristippus, IX.
Geef een reactie